Om
een grondige diagnose te kunnen stellen, is het ten eerste nodig om de
hele ontwikkeling en (leer)omgeving van het kind of de jongere te
bevragen.
Daarna vindt een tweeledig orthodidactisch rekenonderzoek plaats waarin
enerzijds aan de hand van een genormeerde test nagegaan wordt op welk
niveau het kind/de jongere rekent en anderzijds wordt in interactie met
het kind/de jongere nagegaan hoe hij of zij rekent.
Het resultaat van dat onderzoek wordt op grondige, heldere wijze met
alle betrokkenen (kind/jongere, ouders, leerkrachten, CLB,...)
besproken.
Als de diagnose dyscalculie gesteld wordt, wordt een attest opgemaakt
waarin ook een aantal aan het kind/de jongere aangepaste
sticordi-maatregelen worden voorgesteld en geadviseerd.
Advies op basis van onderzoeksresultaten waarover u reeds beschikt, is ook altijd mogelijk.
|
|
|